Weinig doen in Celestun
Door: Karin Rus
Blijf op de hoogte en volg REIZEN
30 Oktober 2010 | Mexico, Celestún
Aan zee
Van alle kanten komen vissersboten aanscheuren, binnen tien minuten liggen er twintig naast elkaar op het strand. Ik begrijp niet waarom ze zo’n haast hebben hier te komen, als ze vervolgens op hun bootje voor zich uit gaan zitten staren. Ik ga in het zand zitten en staar naar hen. Dan komen uit de richting van het dorp – dat begint waar het strand ophoudt – meer vissers aangelopen. Ze dragen plastic tasjes met cola, broodjes en taco’s. Aha. Ontbijtpauze! Een half uurtje later is het strand weer leeg.
De honden van mijn hotelletje, drie oude lobbessen, zijn met me meegelopen en volgen me naar de pier. Een groepje pelikanen zit te soezen in de zon. De honden rennen voor me uit en jagen ze weg. Geen pelikanenfoto’s dus. Vanaf de pier kijk ik naar de eindeloze kustlijn en de laag over het water scherende vogels. Wat een rust. Ik duik het water in en laat mijn hondenvriendjes wat beteuterd achter. Eén van de drie blijft bij mijn camera, handdoek en slippers zitten totdat ik terugben. En dat duurt best even, want de pier is te hoog om vanuit het water op de klimmen.
Aan het einde van de ochtend wandel ik naar de visrestaurantjes en dan nog een stukje verder. Geen mens te bekennen. Handdoekje in het zand, zonnebrandcrème op, boekje uit de tas. Na twee hoofdstukken doe ik mijn ogen even dicht en ruim een uur later word ik wakker van het gekrijs van meeuwen. De vissers zijn terug. In een land waar eten zo belangrijk is als hier, wordt geen maaltijd overgeslagen. Ook niet als dat betekent dat je naar de kust moet varen.
Bij La Playita, het drukste restaurantje van de vier, vertelt de eigenaar dat octopus de absolute specialiteit van Celestun is. De vissers gebruiken bamboestokken – die steken hier uit alle boten – om ze te vangen. Ik bestel ceviche van octopus, een soort cocktail met limoensap, tomaat en ui. Naast mij worden de vissers langzaam dronken.
Bij Don Arturo
Na een dag op het strand weet ik het zeker: ik blijf hier nog even. Het is zo rustig, zo relaxed, zo kleinschalig. Na toeristische trekpleisters San Cristobal en Palenque ben ik blij met dit stukje vergeten Mexico. Ik ga naar het kantoortje van Don Arturo, de eigenaar van het hotel. Hij vraagt hoe het met mijn vrienden gaat, waarmee hij de andere twee hotelgasten bedoelt: een Spanjaard en een Fransman. Ik heb gisteren een biertje met ze gedronken, zij zaten aan de rum. Arturo schudt zijn hoofd. De Fransman is hier al een week, vertelt hij. Een hele rustige jongen die alleen maar boeken zat te lezen op het strand. En toen kwam die Spaanse vriend van hem erbij en nu zitten ze elke avond alcohol te drinken! Hij kijkt me bezorgd aan. “Kan jij ze niet een beetje in de gaten houden?”
Glimlachend loop ik naar mijn kamer. Dit vind ik weer zo heerlijk Mexicaans. Arturo is oprecht bezorgd. En ik, de vrouw, ben de aangewezen persoon om in vertrouwen te nemen. Degene die wat tegenwicht kan bieden aan die slechte Spaanse invloed.
Op het zocalo
Alle Mexicaanse plaatsen, hoe klein ook, hebben een zocalo. Het is het hoofdplein met de belangrijkste kerk, meestal een park en wat restaurantjes. De zon is net onder en ik zit op het minizocalo van Celestun. Een fietstaxi rijdt traag rondjes om het plein. Brommertjes volgeladen met familieleden tuffen voorbij. Het spandoek aan de gevel van de kerk – dat oproept tot een godvrezend leven – hangt scheef.
Het muurtje waarop ik zit geeft uitzicht op de dorpswinkel. Hij bestaat uit twee delen – een supermarkt en een apotheek – die door één persoon worden gerund. Het grootste deel van de tijd is er geen enkele klant de winkel, maar soms zijn er twee tegelijk. Eén in de apotheek en één in de super. Dat betekent dat het dikke dametje achter de ene balie vandaan moet kruipen, buitenom naar de andere zaak lopen en zich daar weer achter de kassa proppen. Zo gebeurt er nog eens wat.
Ik ga ook maar even bij haar langs. Bij de kassa aangekomen met mijn blikje cola en zak chips blijk ik alleen groot geld te hebben. Ze heeft niet genoeg wisselgeld. “Kom morgen maar betalen,” zegt ze terwijl ze wegwuift. Ik vond het hier al leuk, maar nu vind ik het geweldig. Dat is absoluut dorpse relaxedheid, maar ook iets typisch Mexicaans. Zonder het te merken ben ik in slechts twee dagen wederom geadopteerd in een nieuwe gemeenschap.
-
30 Oktober 2010 - 12:19
Harri:
Hé Karin, blijf je reis ademloos volgen. Als Hagenaar uit de Schilderswijk ook benieuwd naar: wat kost je accomm. zo ongeveer?
En: alleen reizen als charmante vrouw een makkie of gedoe?
Groet! -
30 Oktober 2010 - 13:24
Karin:
Ha Harri!
Mexico is naar Europese maatstaven heel goedkoop, overnachting in een hotelkamer met badkamer kost me zo'n 12 tot 15 euro per nacht. Zonder badkamer of in dorms is nog veel goedkoper: tussen de 5 en 10 euro. Belize is een stuk duurder hoor ik om me heen, Guatemala en Nicaragua juist weer veel goedkoper. Vamos a ver (gaan we zien :)
En reizen als vrouw alleen is geen enkel probleem. 's Avonds oppassen in grote steden - niet alleen rond gaan struinen enzo - maar in kleine plaatsjes zoals dit kan ik volkomen veilig nachtwandelingen over het strand maken. Vertrek vandaag naar Valladolid, to be continued, dus! -
01 November 2010 - 20:17
Annemieke:
Klinkt weer goed! Een van mijn collega's is met een mexicaanse getrouwd: eten is inderdaad heel erg belangrijk daar. Geniet ervan - hier is het weer stamppot tijd.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley